Ecuador en Colombia
Blijf op de hoogte en volg
16 Juni 2013 | Colombia, Santa Marta
In Ecuador wordt het zoals in Peru al snel duidelijk over welke gigantische biodiversiteit het land beschikt. Ik trek 2 dagen rond in het op een hoogte van 4000 m gelegen nationale park van Cajas. Het park van 300 km² lijkt op de veengebieden van de Schotse hooglanden maar denk er nog bergtoekans, condors, poema's, de 20 soorten kolibri's en tientallen soorten orchideeën bij en je komt ergens in de buurt van hoe het eruitziet. In tegenstelling tot het hoffelijke gedrag van de Argentijnen en de Chilenen bij het nemen van het openbaar vervoer ontbreekt op dit vlak elke vorm van discipline bij de Ecuadorianen. Zo stormde een bende wachtenden met veel geduw en getrek op een bus af waar ik toevallig ook op stond te wachten. Doordat mijn snelheid iets trager lag door mijn ondertussen 25 kg zware rugzak belandde ik alleen achteraan de groep. Het schermutsel was zo heftig dat zelfs een politieagent er zich mee ging bemoeien. De deur van de bus bleef dicht totdat de agent over de mensenmassa heen naar mij wees en ik als eerste de bus in mocht terwijl ik de blik van de mensenmassa ontweek. In de bus maakte een oudere man onmiddellijk plaats en zei: "Deze plaats is voor jou want ik wist dat je zou komen". Het is een eigenaardig gevoel dat je soms als reiziger als een halve god wordt beschouwd. De man vertelt maar al te graag over het leven in het stadje Baños waar we op weg naar zijn. Baños ligt in een dal tussen ruige bergen onder de voortdurende dreiging van de nu al 13 jaar actieve vulkaan, Tungurahua. Tijdens de eerste nacht in Baños schrik ik wakker van 2 heftige explosies gevolgd door een geroffel van vallend puin. 'S morgens zie ik dat iedereen druk in de weer is om het laagje grijs vulkaanstof te verwijderen. Enkele mensen krijgen zelf de motor van hun wagen niet meer gestart. De nabijgelegen vulkaan is in zijn zogenaamde 3 maandelijkse superactieve periode. De mensen reageren gelaten op het fenomeen maar bij elke knal rennen ze naar buiten om met een nieuwsgierige blik de er op volgende donkergrijze rookpluim te aanschouwen die hoog boven het dorp oprijst. Uit veiligheidsoverwegingen huur ik toch maar een mountainbike om naar de 60 km verder gelegen zogenaamde poort van de Amazone in Puyo te fietsen. Ik voel me goed in vorm alhoewel het onderweg even zwart voor mijn ogen wordt. Er is nl. een nieuwe wolk met vulkaanstof neergedaald. Het vulkaanstof is niet alleen lastig voor de ogen maar bovendien nogeens erg glad. Ik neem op een prachtig plekje een bad in de rivier om me af te stoffen. Een beetje verder hangt aan de voordeur van een huis een groot geslacht varken met er naast een barbecue. Voor een kleine vergoeding mag ik mee eten terwijl de andere familieleden hun hanen trainen voor het wekelijkse hanengevecht in Puyo. Het leven bij de vulkaan heeft 2 kanten. Er zijn de talrijke ontspannende thermale baden en bovendien zorgt het vulkaanstof uit de lucht voor gratis bemesting voor de steile akkers op de bergflanken. Aan de andere kant echter is er het eeuwig sluimerend gevaar van een allesverwoestende eruptie. In het verderop in de bergen gelegen Quilotoa loop ik met een Nederlands koppel uit Groningen nog rond een schitterend blauwgroen meer gelegen in de krater van een uitgedoofde vulkaan. Maar mijn reeds veel te lang durende verkoudheid en de in Baños opgelopen darmproblemen (waardoor ik bijna niets heb gegeten de laatste 3 dagen) maken dat ik nauwelijks kan volgen. De gewone huis- en tuinmiddeltjes missen alle effect maar de antibiotica van het tropisch instituut uit Antwerpen brengen uiteindelijk soelaas. De tocht eindigt met een fikse hagelbui op een hoogte van 4000 m en ik ben maar al te blij dat ik na 6 uur de eindbestemming bereik (een soort bed and breakfast gerund door een Indiaanse familie). De Ecuadoriaanse indianen hebben hier allemaal een soort jagershoed op. Bovendien lijken ze mede door hun natuurlijke glimlach bijzonder goedgemutst als je hen vergelijkt met de collega's uit Bolivië.Daarna ontmoet ik een evolutionair bioloog, prof aan de universiteit van Pensylvanië (USA) met wie ik een bijzonder interessant gesprek heb over o.a. op welke wijze al die kerken in Zuid-Amerika de zieltjes proberen te winnen van de inheemse bevolking. Hij neemt geen blad voor de mond meer als hij één of andere missionaris op zijn weg tegenkomt. Op zijn beurt wordt hij dan meestal beschuldigd als zijnde de zoon van de duivel. Zoals in enkele andere werelddelen is hier een heuse niet direct zichtbare machtsoorlog tussen de verschillende kerken uitgebarsten met als belangrijke strijders Jehova's, Mormonen en dan nog tientallen andere nieuwere Amerikaanse kerken zoals o.a. de nieuwe kerk van het rijk gods. God heeft dan volgens al deze kerken wel de wereld en alles wat de mens nodig heeft geschapen maar in ieder geval te weinig geld voor al die kerken. Velen van de meestal niet geschoolde en arme kerkgangers worden daarom aangespoord om toch een deel van hun inkomen af te staan aan de kerk. Na Quilotoa beland ik in Mindo, centraal gelegen in het nevelwoud ten noord-westen van de Ecuadoriaanse hoofdstad Quito. In Mindo verblijf ik enkele dagen in een privé-natuurreservaart bij Tom en Freya uit Londen. Het reservaat is opgekocht door een organisatie van rijke Amerikanen (uit de USA) die hun geld besteden voor het beschermen van zeldzame biotopen en bepaalde diersoorten. Het slechts 50 ha grote reservaat grenzend aan een beschermd gebied van 30000 ha bezit een verbluffende biodiversiteit met o.a. meer dan 300 waargenomen vogelsoorten waaronder 17 soorten kolibri's. De kolibri's komen zelfs uit uw handen eten als je een potje suikerwater in de lucht houdt. Tom en ik doorkruisen enkele dagen vroeg in de morgen de bossen en naast de vele vogels vinden we sporen van een zeldzame brilbeer die in de bomen bromelia's aan het eten is geweest. Via de bekende markt van Otavalo in het Noorden van het land kruis ik de grens van Ecuador en Colombia. In Colombia valt onmiddellijk de aanwezigheid van de miltaire posten langs de weg op. De militairen seinen telkens de buschauffeur dat de weg veilig is. Officiëel is het land immers nog altijd in burgeroorlog. Met nog steeds verschillende guerrillabewegingen alhoewel sterk verzwakt zoals de linkse FARC (Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia) en ELN. De burgeroorlog van bijna 50 jaar heeft geleid tot meer dan 600.000 doden en een volksverhuizing van minstens 3 miljoen mensen voornamelijk arme boeren van het platteland. Een volksverhuizing die enkel wordt overtroffen door een land als Soedan. Maar er is hoop. De Farc voert al zes maanden gesprekken in Cuba met de regering. Met als eerste stap een historisch akkoord over de terugkeer van de verdreven boeren of beter gezegd hun nakomelingen naar 2 miljoen ha landbouwgrond. Voor het land is dit absoluut een historisch moment alhoewel dit door velen hier sceptisch wordt onthaald. Op zondag beland in het zuiden van Colombia, in Popayan. De ontspannende invloed van de Caraïbische zee reikt tot hier. Vele Colombianen zitten op een terras of onder een palm- of bananenboom met een pint in de hand en een stok kaarten. Ik neem de bus naar San Agustin waar ik een tocht door de bergen naar de indrukwekkende 3000-jaar oude ruïnes wil maken. De oude begraafplaatsen bestaan uit rechtopstaande beelden zoals men ze ook nog kan vinden op het bekendere Paaseiland. Als ik de koffieboer waar ik verblijf voorleg hoe ik ga wandelen zegt hij: "Je moet beseffen dat je volop aanwezig bent in Farc-gebied". Bij enkele afgelegen sites zijn er af en toe overvallen en in de buurt van het archeologisch park heeft de inheemse bevolking de dag ervoor auto's met stenen bekogeld. Hij geeft het advies om niets waardevols mee te nemen. Alhoewel ik vragen heb bij dit advies want als er nu iets is waar een crimineel van overstuur geraakt is het volgens mij wel een overval waar niets te rapen valt. Het is zaterdag en hele gezinnen zijn op hun land bezig en ik kom uiteindelijk zelfs met meer terug dan dat ik vertrokken ben. Enkele mensen gaven me een aantal onherkenbare vruchten uit hun tuin mee waarvan in het Spaans of Engels nog geen vertaling voor bestaat. In Salento breng ik een bezoek aan een bos met de grootste palmbomen ter wereld die tot 60 m hoog kunnen worden. De palmbomen zijn beschermd maar het bos niet. Men heeft er lang geleden het bos gekapt en de palmbomen laten staan. De zaden van de bomen kiemen niet meer in de aangelegde graasweiden zodat elke vorm van natuurlijke verjonging ontbreekt . Deze kortzichtige benadering van natuurbehoud zal vroeg of laat het leven kosten aan deze populatie bijzondere bomen en bijgevolg kan het dorp al zijn toeristische activiteiten sluiten. In de koffiestreek van Manizales begint het er op te lijken dat ik een nieuwe job gevonden heb als vertaler. Eerst moet ik tijdens een bezoek in het vulkanisch gebied rond Manizales van het Spaans naar het Engels vertalen voor een koppel Brusselaars en Zwitsers. We maken een korte wandeltocht over een gebied waar in de bodem nog 23000 lichamen liggen van het verdwenen dorp van Armero dat op 13 november in 1985 midden in de nacht door een modderstroom werd verrast na een vulkaanuitbarsting van de Ruiz del nevado. De volgende dag vraagt dezelfde maatschappij of ik kan vertalen voor een groep Amerikaanse ornithologen in het gebied van de Rio Blanca want het gros van de Amerikanen spreekt spijtig genoeg nog steeds maar één taal. Ik begin met te zeggen dat we in België bij het ontbijt geen wafels eten waarop ik zoals gewoonlijk word getrakteerd met enkele ongeloofwaardige blikken. Volgens mij staat dit ergens vermeld in de leerplannen van onderwijs in de USA. Voor alle zekerheid check ik ook nu weer de kennis over de Belgische bieren. Ik moet zeggen dat veel Amerikanen zonder problemen een aantal Belgische bieren kunnen opnoemen meestal beginnende met Duvel. Dit pleit dan weer in hun voordeel. Op een koffieboerderij leer ik op een bijzonder praktische manier alles over koffie door zelf mijn kopje Arabica-koffie bijeen te plukken. Uiteindelijk kom ik aan in Medellin, thuisbasis van de in 1993 door de politie neergekogelde grootste drugsbaron aller tijden, Pablo Escobar. 15 jaar geleden officiëel nog de gevaarlijkste stad ter wereld door de bloeddorst van de verschillende drugskartels. Mijn gids uit 2010 vertelt dat de stad nu één van de veiligste steden is van Colombia. Dus besluit ik vanuit een wijk aan de rand een zondagswandeling te maken naar het stadscentrum. Eerst moet ik door een redelijk verlaten wijk van oude leegstaande fabrieksgebouwen. Aan één van de gebouwen komen tal van mensen wenend naar buiten. Ik ga ook het gebouw naar binnen om een verklaring voor de bron van al dit verdriet te vinden. In het gebouw is juist de mis van één of andere Amerikaanse sectarische kerk afgelopen. Enkele honderden mensen staan nog voorover gebogen met de handen op het hoofd van een andere persoon te bidden. Door de massahysterie kunnen vele mensen hun emoties niet meer bedwingen en worden wenend al dan niet ondersteund door nette mannen met afgekuist maatpak naar buiten begeleid. Wel eerst de portefeuille leeg schudden want ook deze kerk heeft een tekort aan geld. Onderweg kom ik nog enkele van deze misvieringen tegen maar dan wel van een andere kerk wel te verstaan want geen enkele kerk is hier nog dezelfde. Het einde van de straat wordt rommeliger en er zitten en liggen groepjes mensen bij kleine vuurtjes. Sommigen waaronder ook veel jonge mensen en zelfs kinderen verwarmen chemische producten op de vuurtjes waarvan ze de rook opsnuiven. Een beetje verder zoekt een man met ontblote benen naar een ader om er een injectienaald in te ploffen. Iedereen is zo met zichzelf bezig zodat mijn aanwezigheid voor hen niet echt opvalt. Kijkend in hun ogen zie ik enkel leegte. Daarna beland ik in een parkje met bouwvallige tentenkampen bestaande uit daklozen, junkies en drugsprostitutées. Onderweg kom ik nog vele lichamen tegen verspreid langs de weg waar ik af en toe eens nieuwsgierig kijk of ze nog wel levend zijn. Mijn staptempo is onbewust de hoogte ingegaan en een beetje later beland ik in het stadscentrum op het plein tegenover het museum van de Colombiaanse kunstenaar, Botero. Niet dat de atmosfeer na het bezoek van de buurt van de levende lijken geweldig veranderd is maar ik heb de indruk dat er zelfs nu redelijk normale mensen tussen lopen. Gelukkig is hier de politie volop aanwezig. Ik ga naar een politiagente en leg uit dat ik naar het Noorden van de stad wil. Ze zegt dat het deel dat ik gewandeld heb nog meevalt maar dat het noordelijk stuk van het plein tot de plaats waar ik naar toe wil het echte mekka van criminelen is. Op hetzelfde moment wordt het aan de andere kant van het plein rumoerig en horen we luid geroep. Plots horen we het geluid van geweerschoten. Ik heb eerst niet echt door wat er gebeurt. Maar de agente sleurt me onmiddellijk mee achter één van de beeldhouwwerken van Botero die verspreid over het plein staan om ons er achter te verschuilen. Gelukkig had Botero een voorkeur voor het uitbeelden van volumineuze figuren zodat we genoeg plaats hebben. Ik denk dat ik de naam van deze kunstenaar nu wel zal onthouden. Ik ben wel wat gewoon en had al enkele nare ervaringen met het bezoek aan Zuid-Amerikaanse steden op een zondagnamiddag maar dit is toch wel het ergste tot nu toe. Het eigenaardige is dat zelfs deze toestanden een soort gewenning lijken te veroorzaken. De huidige toestand in het zogenaamde veilige Medellin zegt vooral veel over hoe het er 15 jaar geleden moet uitgezien hebben. De volgende dag ga ik met een gids en een groepje toeristen terug naar het centrum. De gids is een jonge ingenieur en legt op een voortreffelijke manier het ontstaan en het verloop van bloedige geschiedenis van Colombia uit. Op onze tocht door het stadscentrum worden we steeds geschaduwd door 3 jonge politieagenten en geeft de gids door een code de veiligheidssituatie van de buurt aan. Papaya 0 = zeer veilig, papaya 5 = je moet op het ergste voorbereid zijn. Het blijkt overigens dat sinds de sterke daling van het moordcijfer in Medellin in 2008 en 2009 momenteel de noodtoestand in de stad is uitgeroepen. De zware criminaliteit is sinds enkele jaren met meer 300 % toegenomen. Er is een open oorlog gaande tussen tientallen relatief kleinere drugbendes die trachten hun territorium uit te breiden. Men zit in de stad nu weer aan een gemiddelde van 10 moorden per dag en elke week worden hier o.a. lichamen uit de rivier gevist. Ik die dacht te bewijzen dat alles wat men over Colombia vandaag de dag niet meer waar is moet mijn beeld toch wel wat nuanceren en bijschaven. De gesprekken met de Farc lijken hoopvol maar het lijkt er op dat de andere paramilitaire groepen en guerilla-strijders aan macht winnen met alle gevolgen vandien. Ik beland via de oudste havenstad van Zuid-Amerika, Cartagena, in Santa Marta aan de Caraïbische kust. Cartagena is één van de verklaringen voor het feit dat Colombia een mengeling is van tal van verschillende rassen. Cartagena was nl. de poort waarlangs tienduizenden Afrikaanse slaven Colombia binnenkwamen. De kruisbestuiving tussen Spanjaarden, Afrikanen en de oorspronkelijke bevolking heeft aanleiding gegeven tot bijzondere verschijningen zoals o.a. mulatten met heldergroene ogen. Geen wonder dat Colombia samen met buurland Venezuala meestal hoog scoren bij de Miss World verkiezingen. In mijn eindbestemming aan de Caraïbische kust, Santa Marta, trek ik voor 5 dagen de dichte jungle in op zoek naar de Ciudad Perdida (de vergeten stad). De site, die pas in 1972 door goudzoekers ontdekt werd, bestaat uit 169 cirkelvormige terrassen in dichte jungle tegen een bergflank gelegen. Het wordt een bijzonder mooie tocht met prachtige stukken oorspronkelijke jungle. De vochtige hitte wordt verzacht door de talrijke zwempartijen op verschillende idylische plaatsjes. Regelmatig ontmoet ik op mijn de Kogi-indianen die bijzonder trouw blijven aan hun oorspronkelijke levenswijze. Ze leven in primitieve cirkelvormige hutten van houten palen en daken van palmbladeren. In de éénvoudige hutten bevinden zich alleen enkele stenen die het houtvuur omringen en de verhoute basissen van palmbladeren die op de grond dienst doen als bed. Voor de rest leven ze volledig van het woud en hun akker. De kleren maken ze o. a. van de veldjes katoen die naast de bananen- , maniok- en cocaveldjes hun hutten omringen. Op één van de avonden heb ik een ontmoeting met één van de leiders die overigens 2 vrouwen en 18 kinderen heeft. Bij de vraag of hij niet gewoon in de 'moderne' wereld wil leven antwoordt hij: "Nee al die stress en die vervuiling dat is te moeilijk voor mijn volk. Het woud geeft ons een gemakkelijk en éénvoudig leven en bovendien alles wat we nodig hebben en dat ruilen we voor niets in". In de stromende regen zoals het in een regenwoud hoort loop ik de laatste dag zes uur naar de plaats waar de jeep staat te wachten terwijl ik stilletjesaan begin te beseffen dat niet alleen het vijfdaags verblijf in dit stuk regenwoud maar ook mijn verblijf in Zuid-Amerika op zijn einde loopt. Voor vele andere reizigers lijkt trouwens het Noorden van Colombia ook de definitieve eindbestemming. Dit besef wekt een dubbel gevoel op. Zoals een andere reiziger het mooi omschreef: "Het ene oog huilt maar het andere niet (alhoewel bij mij ook wel een beetje)". Ik zal in ieder geval de natuur missen die nog indrukwekkender en gevarieerder was dan ik me op voorhand had ingebeeld. Speciale dank aan de mensen die niet alleen de blog volgden maar ook de moeite deden om af en toe een berichtje achter te laten. Het deed deugd om op deze manier een beetje het reilen en zeilen in het kleine verre Belgenland te volgen.